Toen ik 10 jaar oud was ging ik voor het eerst met mijn
ouders naar het buitenland. Via België en Frankrijk reden we met de auto naar
Zwitserland. Geweldig vond ik het! Er was zoveel te zien vanuit de auto. De rit
kon mij niet lang genoeg duren. Of ik vanuit het zijraampje naar buiten keek of
langs mijn ouders, door de voorruit, maakte allemaal niks uit: tot heel ver weg
kon ik alles overzien, zoals het landschap dat bleef veranderen. En bij het
passeren van de grens bij België, Frankrijk en Zwitserland veranderden ook de
verkeersborden, de wegen en de huizen. Die zomer zag ik dat allemaal voor het
eerst, net als heuvels en bergen.
Nu rijd ik nog steeds met evenveel plezier in de auto naar
Italië. Gelukkig zit ik voorin en word ik niet belemmerd door die hoofdsteunen.
Want die kids van tegenwoordig kunnen door die hoofdsteunen niet meer goed door
de voorruit naar buiten kijken en het veranderende landschap zien. Natuurlijk
kunnen ze nog wel door de zijraampjes kijken, maar dan stuiten ze op een muur,
een hoge muur die het verkeerslawaai voor de omwonenden moet tegenhouden. Of ze
zien helemaal niks omdat de auto door een tunnel rijdt. Hoezo, een landschap
dat steeds verandert? Gelukkig bieden de hoofdsteunen uitkomst! Ze doen
namelijk uitstekend dienst als beeldscherm voor de iPad. En dat is wat ik nu
heel vaak zie als ik een auto passeer: kinderen op de achterbank, starend naar
een beeldscherm.
Maar gelukkig blijft de auto-industrie zich verder
ontwikkelen.
Straks rijden er immers zoveel elektrische auto’s dat die geluidswallen
helemaal niet meer nodig zijn. In plaats van nieuwe muren te bouwen kunnen de
bestaande gesloopt worden. Een heerlijk vooruitzicht, want de kinderen van nu kunnen
straks genieten van het landschap zoals ik toen.