zondag 25 oktober 2015

Wintertijd


Wintertijd

Vandaag is de wintertijd  begonnen. Al was het mooi en zonnig weer, de zomer is nu toch echt afgelopen! Ik word daar altijd een beetje triest van.

Mijn kat blijft lekker  liggen maar ik moet er uit, het warme bed verlaten. Dat is toch tegennatuurlijk?

Afgelopen vrijdag heb ik mijn balkon winterklaar gemaakt. De groene houten vlonders staan tegen de muur, bedekt met plastic zakken tegen het gure weer. De planten zitten in hun doos en staan op zolder, samen met het tafeltje en de twee stoelen. Op mijn balkon zitten heeft nu geen zin; het is er te koud. De zon laat zich daar alleen zien in de zomer, ’s ochtends tot 8 uur en ’s avonds vanaf 19.30 uur. Vandaar mijn plastic planten.
 
En straks, vanaf november, is het nog donker en koud als ik moet opstaan. Mijn kat blijft lekker  liggen maar ik moet er uit, het warme bed verlaten. Dat is toch tegennatuurlijk? Helaas heeft de maatschappij  daar geen boodschap aan.

Daarnaast word ik triest van het grijze weer en de donkere dagen. ’s Ochtends naar het werk in het  donker en ’s avonds naar huis in het donker. Geen straaltje zon op mijn gezicht.

Uiteraard heeft de wintertijd ook z’n voordelen.

Als de klok is teruggezet is het weekend een uur langer; Ik verzet mijn klokken en horloges pas nadat ik ben opgestaan en aangekleed. Dan is mijn dag lekker lang. Anderen geven de voorkeur aan een langere nacht en verzetten hun klok de avond ervoor. Morgen, maandag is het weer wat lichter in de ochtend en niet meer zo koud. Helaas duurt dát voordeel niet zo lang. De dagen worden immers in rap tempo korter en de temperatuur zakt gestaag tot onder het vriespunt.

Gelukkig heb ik een lekker warm huis en volop eten in de diepvries, ligt mijn kat op schoot als ik ’s avonds TV zit te kijken en heb ik mijn elektrische dekentje aan om mijn bed voor te verwarmen. Heel comfortabel. Maar dan zie ik die beelden voor me van al die mensen die  nu in de regen en kou buiten moeten slapen, op de koude grond, met heel weinig te eten en te drinken, die huis en haard hebben verlaten, die niet weten hoe lang zij in deze ellendige situatie moeten zitten. Dat is pas écht triest.

 

vrijdag 9 oktober 2015

Dat ene sigaretje


In juni 1993 ben ik gestopt met roken. Dit keer voorgoed! De wens om niet meer te roken kwam diep vanuit mijn tenen.
 
Tussen mijn veertiende en zestiende rookte ik stiekem; vanaf mijn zestiende officieel. Toen mocht het van thuis. Die ƒ 100,- die ik zou krijgen als ik voor mijn achttiende niet had gerookt boeide mij niet.

En zo’n lange filtersigaret vond ik zo mooi staan, zo elegant!

Ik wist al van kleins af aan dat ik zou roken. Als mijn vader een sigaret opstak (een Gitanes of een Gauloises) dan vond ik dat altijd heerlijk ruiken, vooral als hij die sigaret in de auto opstak. En bij vrouwen vond ik zo’n lange filtersigaret heel mooi staan, zo elegant!

 
De eerste sigaret was natuurlijk heel vies en ik werd er ook nog duizelig van. Maar ja, ik moest roken. En roken deed ik: elke dag, zelfs met keelontsteking, jaren lang. Tot ik er genoeg van kreeg, en mij realiseerde dat ik verslaafd was. Dat nicotinemonstertje bepaalde of ik een sigaret opstak, niet ik.

Maar ja, met stoppen had ik al ervaring opgedaan:  na een jaar wist ik nog hoeveel dagen ik niet had gerookt. Dat is niet vol te houden. Gelukkig hoorde ik van een praatgroep en dat heeft mij geholpen. Want het was mij wel duidelijk dat ik niet op eigen houtje kon stoppen. Na vijf sessies was ik zover; op woensdagavond doofde ik mijn laatste sigaret onder de kraan, de overige drie sigaretten verpulverde ik en toen was het over en uit! Vanaf dat moment was ik een niet-roker.

Het was niet makkelijk, om te stoppen. Als vergelijking dacht ik aan een relatie, of beter; een relatie die ik eindelijk, na twee jaar aanmodderen, had uitgemaakt, waarna mijn ex daarna steeds opbelde en vroeg of ik met hem uit eten wilde gaan. Mijn antwoord was steevast “nee”, omdat ik wist dat ik dan weer zou bezwijken voor zijn charmes en dat dat het begin van de ellende zou zijn. Die vergelijking hield me op de been om het niet-roken vol te houden.

En vannacht heb ik een sigaret gerookt. Ik was weer begonnen. Wat een ramp, dat wilde ik niet! Hoe kon ik dat doen? En vooral: hoe kom ik er weer van af?  Ik zag dat afkicktraject voor me en werd er niet vrolijk van.

En toen werd ik wakker! Met een bonkend hart. Gelukkig, het was een droom, die terugkerende droom, die angstdroom dat ik weer begonnen ben door dat ene sigaretje. Blij stond ik daarna op, omdat ik nog steeds een niet-roker ben!