Na maanden van zeuren was het eindelijk zover: ik kreeg voor
het eerst kleedgeld. Opgetogen ging ik naar de stad. Mijn eerste aankoop was
een heel mooi uitgebleekt, enigszins gescheurd tweedehands spijkerjasje. Prachtig
vond ik hem! Met dit jasje hoorde ik er echt bij. Blij ging ik naar huis.
Waarom zoveel geld uitgeven aan iets wat kapot is en
waarom er armoedig bijlopen als dat niet nodig is?
Die blijdschap was echter van korte duur. Zodra mijn moeder
mijn jasje zag werd ze heel boos en boos was ze zelden (hooguit teleurgesteld
wat eigenlijk erger is): “Dat je zoiets hebt gekocht, met al die gaten erin! Armoedig!
Ik wil niet dat je er zo bij loopt! Ik kan je helaas hierin niet vertrouwen dus
krijg je geen kleedgeld meer!”. Oeps, dat was schrikken. Geen kleedgeld meer? Gelukkig
ging de storm enigszins liggen, want dat kleedgeld behield ik.
Nu, 45 jaar later las
ik in een artikel over mode dat sommige volwassenen vol afgrijzen kijken naar
broeken met scheuren en gaten erin, die door, vooral jongeren worden gedragen
en dat ze net zo duur zijn als gave broeken. Ook ik kijk afkeurend naar die
broeken; want waarom zoveel geld uitgeven aan iets wat kapot is en waarom er
armoedig bijlopen als dat niet nodig is?
En dan denk ik weer aan mijn eerste aankoop, waar ook gaten in zaten. En
de blijdschap die ik voelde. Ik zou het alleen nu niet mee kopen.
Dus wie weet of over 45 jaar de huidige jongeren vol
afgrijzen kijken naar wat hun kinderen dragen: ook kapotte broeken of juist
heel nette en tuttige kleren? Dat weet ik natuurlijk niet, maar dat maakt mode
juist zo leuk: sommige trends verdwijnen voorgoed en andere komen weer terug.
Je weet alleen niet welke, want dat bepalen de jongeren.